Koning Lodewijk ging naar zee
Het was immers een zondag
Op zondag mocht hij met zijn dochter mee
Zodat iedereen het zag
Dat hij toch wel een uitzonderlijk talent bezat
De koning was een kastelenmaker, zo bijzonder
Dat hij er na een dag wel twintig had
Het een na het ander, net een wonder
Ze hadden balzalen en kantelen
Kamers met zijden gordijnen
Voor de deur stonden soms kamelen
En grote kasteeltuinen om in te verdwijnen
Maar toen, ohnee, sloeg het noodlot toe
De wind stak op en kwam aan land
Alles ging stuk, tot de kamelen aan toe
Want die waren natuurlijk van zand
Kastelen zonder kamelen:
De koning was er het hart van in
Hij brulde het vanaf de kantelen:
Zo hebben kastelen geen enkele zin!
De koning kocht toen een echte kameel
En wel honderd zakken eten
Maar hij bouwde nooit meer een kasteel
Hij wilde er niks van weten
Zandkastelen werden in het hele land verboden
De prinses mocht niet meer naar zee
En als ze toch wou, en dit is niet gelogen
Dan moest vanaf nu de kameel maar mee
Geen opmerkingen:
Een reactie posten